Veranderende zorg rondom antistolling
Nieuwe medicijnen vragen wellicht om een andere aanpak in de antistolling zorg.
Veel mensen in Nederland moeten ervoor zorgen dat hun bloedstolling geremd wordt, bijvoorbeeld om te voorkomen dat ze een bloedstolsel in de hersenen krijgen, een herseninfarct. Mensen met boezemfibrilleren hebben daarop meer kans. Ook bij mensen die een nieuwe hartklep hebben – of bij bepaalde operaties – moet gezorgd worden dat het bloed (soms tijdelijk) minder snel stolt. Dit gebeurt door inname van antistollingsmiddelen. Bij stollingbeheersing gaat het om het vinden van een goede balans tussen het voorkómen van ongewenste stolsels en van ongewenste bloedingen, wat het gevolg kan zijn van te véél ontstolling.
De zorg rond antistolling is aan het veranderen. Bij de traditionele en nog altijd meest gangbare antistollingsbehandeling staan mensen onder controle van een trombosedienst. De trombosedienst meet de stollingswaarde van het bloed en berekent de dosering van het antistollingsmiddel, die per dag kan wisselen.
Dat is doorgaans een zogenaamde vitamine-K antagonist, zoals fenprocoumon en marcoumar. Een deel van de patiënten meet en doseert zelf maar ontvangt hiervoor wel ondersteuning van de trombosedienst. Sinds kort komen mensen met boezemfibrilleren, zonder hartklepproblemen, in aanmerking voor behandeling met andere antistollingsmiddelen, de directe orale anticoagulantia (DOAC). Bij deze middelen is het meten van de stollingstijd niet mogelijk of nodig en ze worden elke dag in een vaste dosering gebruikt. Er zijn nu drie van deze middelen op de markt die vergoed worden uit de basisverzekering.
Het vinden van de juiste balans is precisiewerk, vooral bij de vitamine-K antagonisten, waarvan de werking ook beïnvloed kan worden en andere geneesmiddelen en door voedingsmiddelen. Ook een goede samenwerking tussen zorgverleners onderling en de juiste informatie en ondersteuning aan patiënten zijn erg belangrijkAntistollingsmiddelen moeten altijd zorgvuldig en volgens afspraak gebruikt worden, omdat er risico’s aan verbonden zijn.
Patiëntenvereniging De Hart&Vaatgroep verzamelt sinds juni 2013 ervaringen van mensen die antistollingsmiddelen gebruiken. Deze ervaringen gebruiken zij om de zorg rond antistolling te verbeteren. In totaal hebben nu zo’n duizend mensen een reactie achtergelaten. Vooral opvallend is dat driekwart van de gebruikers van de nieuwe stollingsremmers geen informatie en ondersteuning ontvangt bij het gebruik van dit middel. Ook in de andere gebruikersgroepen, de gebruikers vitamine K-antagonisten, ontvangt lang niet iedereen informatie en ondersteuning. Iets meer dan kwart van de respondenten is maar betrokken bij de keuze voor het soort antistollingsmiddel. Dit zijn vooral gebruikers van Vitamine K-antagonisten.Daarnaast bleek de helft van deze gebruikersniet geïnformeerd te zijn over wat ze moeten doen bij bijwerkingen. Het is te betreuren dat de informatievoorziening rondom deze belangrijke maar ook risicovolle middelen zo onder de maat is.
Ook de betrokkenheid van patiënten bij de keuze en het gebruik van de middelen laat flink te wensen over. Juist als mensen meer een eigen invloed en verantwoordelijkheid kunnen nemen bij het geneesmiddelengebruik, zullen zij de middelen beter gebruiken en worden onnodige bloedstolling en nodeloze bloedingen beter voorkomen.
Reactie
Geen reacties!
U kunt de eerste opmerking plaatsen.
Plaats een opmerking