Etalagebenen: therapietrouw is essentieel
Voor veel chronische aandoeningen geldt dat therapietrouw essentieel is. Therapietrouw wil zeggen dat de patiënt zijn of haar behandeling uitvoert zoals dat met de behandelaar is afgesproken. Door een goede therapietrouw heeft een patiënt de grootste kans dat het gewenste effect van de behandeling, zoals verbetering van de gezondheid van patiënt en/of vermindering van het risico op complicaties en uitbreiding van de ziekte, wordt gehaald. Het succes van de behandeling is dus mede afhankelijk van de mate van therapietrouw. Dat geldt ook voor mensen met etalagebenen, in de medische wereld claudicatio intermittens genoemd.
Therapie-ontrouw als het gaat om medicatie komt helaas veel voor: veel mensen hebben moeite met het trouw en op de juiste manier innemen van de voorgeschreven medicijnen. Ze vergeten het, ze gebruiken liever geen medicijnen of hebben te veel last van bijwerkingen. Therapietrouw is in bepaalde mate dus ook maatwerk. Het juist en tijdig innemen van medicatie bij de behandeling van etalagebenen (claudicatio intermittens) heeft grote invloed op het succes van de therapie.
Medicijnen bij etalagebenen
Als de diagnose claudicatio intermittens oftewel etalagebenen is gesteld, schrijft een arts conform de richtlijn voor behandelareneen cholesterolverlager en een bloedverdunner voor.1 Vaatchirurg dr. Michiel Warlé van het Radboudumc in Nijmegen: “Ik schrijf statines voor, medicatie met een cholesterolverlagend effect. En bloedverdunners. Conform de richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement starten wij hier op het moment van de diagnose mee. Dat doen we onafhankelijk van de gemeten cholesterolwaarden, omdat statines ook een gunstig effect hebben op het tegengaan van het proces van slagaderverkalking. Over het algemeen moet een patiënt deze medicatie levenslang blijven gebruiken. Slagaderverkalking beperkt zich in de regel niet tot de benen: het kan in meer of mindere mate in het hele lichaam voorkomen. Zeker bij patiënten met perifeer vaatlijden, zoals etalagebenen. Deze medicatie richt zich daarom niet alleen op etalagebenen, maar op slagaderverkalking in het hele lichaam.” Ook als de patiënt in kwestie de leefstijl drastisch verbetert, blijft medicatie nodig. Aanpassing van de leefstijl helpt natuurlijk wel met het verder beperken van de schade aan bloedvaten. Huisarts Mireille ter Berg: “In het begin hebben veel mensen ook nog een middel tegen hoge bloeddruk nodig. Dit middel kan meestal na verloop van tijd afgebouwd worden als de leefstijl voldoende is aangepast.”
Bloedverdunners bij etalagebenen
Bloedverdunners bestaan in verschillende soorten, namelijk:
- Bloedplaatjesremmers
- Antistollingsmiddelen
- Vitamine k-antagonisten (VKA’s, cumarines of vitamine k-remmers)
- DOAC’s (Directe Orale Anti-Coagulantia. Ook wel NOAC’s genoemd, Nieuwe (of Niet vitamine k-antagonisten Orale Anti-Coagulantia)
Een combinatie van een DOAC met een bloedplaatjesremmer is ook mogelijk. Hierbij wordt de bloedstolling op twee verschillende manieren geremd. Dit wordt Dual Pathway Inhibition (DPI) genoemd.
Therapie-ontrouw bij etalagebenen
Op basis van de richtlijn voor behandelaren en de persoonlijke situatie van de patiënt maakt de arts een weloverwogen beslissing omtrent medicatie en behandeling. Dr. Michiel Warlé: “Het hangt er vanaf of een patiënt bij één of meerdere medicatie therapie-ontrouw is. Bloedplaatjesremmers hebben een niet-omkeerbare werking op bloedplaatjes. Dit betekent dat het overslaan van één of twee pillen niet betekent dat het geneesmiddel niet meer werkt. Voor andere bloedverdunners, zoals DOAC’s, is het missen van een dosis wél belangrijk. Het kan betekenen dat de directe werking van het geneesmiddel onvoldoende is. Anders gezegd is er dan meteen een verhoogde kans dat een bestaande vernauwing in een slagader, of stent of bypass, aanleiding kan geven tot trombose en een acute afsluiting van een bloedvat. Klachten verergeren of er ontstaat zelfs een situatie waarbij er een acute bedreiging is voor het been.”
Voorlichting over medicatie bij etalagebenen
Patiënten beginnen meestal wel gemotiveerd met het innemen van medicatie, omdat ze veel klachten hebben en kortgeleden contact hebben gehad met hun behandelaar, die heeft verteld over de medicatie, het belang van therapietrouw en mogelijke bijwerkingen. Mensen met etalagebenen worden minstens jaarlijks gemonitord door de huisarts. Huisarts Mireille ter Berg: “We kijken dan hoe het gaat, we bekijken de bloeddruk en de uitslagen van verschillende onderzoeken, van het bloed, de nieren en de suiker- en cholesterolniveaus.” Dr. Warlé: “Het is belangrijk dat patiënten weten waaróm ze deze medicatie moeten gebruiken. Het doel van bloedverdunners is tweeledig: allereerst om de kans op complicaties van slagaderverkalking te verkleinen. Zo verlagen bloedverdunners de kans op een hersen- of hartinfarct. Ten tweede is de medicatie bedoeld om het proces van slagaderverkalking af te remmen. En als er een operatieve ingreep is geweest, helpt het dus om de stent of bypass zo lang als mogelijk doorgankelijk te houden.” Daarnaast is het belangrijk om de patiënt in te lichten over mogelijke bijwerkingen.
Routine bij het innemen van medicatie tegen etalagebenen
Mireille ter Berg ervaart dat het belangrijk is om in een routine te komen qua innemen van medicatie. Bijvoorbeeld op een vast moment op de dag. “Het werkt ook goed om een pillendoos aan te schaffen, zodat je goed kan zien of je de medicatie voor de dag al hebt ingenomen. Het helpt als patiënten goed gemotiveerd zijn, weten wat het belang is van de medicatie. En als ze daarover twijfelen, laten ze daarover dan in gesprek gaan met hun arts. Dat geldt ook als de patiënt veel last heeft van bijwerkingen. Samen kunnen we dan naar een optimale situatie wat betreft de medicatie en therapietrouw.” Aanpassing van de medicatie kan helpen. Een goede relatie met de arts is belangrijk voor het handhaven van therapietrouw, om laagdrempelig informatie te delen en samen de beste oplossing te vinden.
Huisarts en vaatchirurg informeren elkaar
Het moment van overdracht van de patiënt van huisarts naar vaatchirurg of andersom is hét moment om informatie te delen over de behandeling. Als een patiënt bij de vaatchirurg onder behandeling is geweest voor een operatieve ingreep, zal de vaatchirurg de huisarts inlichten over de stand van zaken. Mireille ten Berg: “Belangrijk is om te weten wat de vaatchirurg met de patiënt heeft besproken. Als er medicatie is gestart, moet de huisarts natuurlijk ook weten wat de bedoeling van de medicatie is. Dat gaat via een (ontslag)brief. Vooral als het gaat om antistolling is het belangrijk om informatie te delen.” Andersom informeert de huisarts de vaatchirurg als de situatie van de patiënt ondanks de aanpassing van de leefstijl en gestarte medicatie verslechtert. Huisarts en vaatchirurg treden daarbij als team op. Informatie over medicatie en het belang van therapietrouw kan er bijna niet teveel zijn en daar ligt een rol voor huisarts, apotheker en vaatchirurg.
Referenties:
1. NHG Standaard Cardiovasculair Risicomanagement, juni 2019. https://richtlijnen.nhg.org/standaarden/cardiovasculair-risicomanagement
PP-XAR-NL-0563-1
Reactie
Geen reacties!
U kunt de eerste opmerking plaatsen.
Plaats een opmerking