Opereren bij etalagebenen: “Alleen als het écht niet anders kan”
Bij etalagebenen, of in medische taal perifeer arterieel vaatlijden, geeft deze arts er de voorkeur aan om liever niet te opereren. Dat klinkt misschien bijzonder, maar prof. dr. Frans Moll, hoogleraar vaatchirurgie in het UMCU, legt uit waarom. “Ik probeer mijn patiënten ervan te doordringen hoe belangrijk het is om te stoppen met roken en te starten met lopen. Ook ná de operatie natuurlijk. Want anders heeft opereren geen zin.”
Prof. dr. Moll: “Als ik toch moet opereren, wat ongeveer bij twee op de tien patiënten nodig blijkt, hamer ik vooral op het belang van een gezondere leefstijl. Doe ik dat niet, dan ben ik geen goede arts. Dat dichtgeslibde bloedvat in het been is namelijk niet wat ik moet behandelen. Nee, ik wil die patiënt waar dat bloedvat inzit, behandelen! Daarbij is het effect van een operatie stukken beter, met name op de lange termijn, als je voor de operatie stopt met roken en begint met looptraining en dit ná de operatie volhoudt. Het is aangetoond dat een bypass of stent het langer én beter blijft doen als je die leefstijlverandering doorzet na de operatie. Anders kom je na een half jaar weer terug met precies dezelfde klachten. Dus ik neem de tijd om al mijn patiënten ervan te doordringen hoe belangrijk het is om gezonder te gaan én blijven leven. Anders heeft die operatie simpelweg geen zin.”
Optie 1: bypass
“Om de bloedtoevoer in het been weer op gang te brengen, opereer je de slagader (bloedvat) die door vetophoping afgesloten is,” legt prof. dr. Moll uit. “Dat kan op twee manieren. De meest ingrijpende operatie is een bypass. Je maakt dan een omleiding om de vetophoping heen. Je gebruikt het liefst een eigen bloedvat dat je ergens anders uit het lichaam haalt. Een kunststof ader is bij 50 procent van de patiënten 5 jaar na de operatie alweer dicht, terwijl een lichaamseigen ader bij 75 procent na 5 jaar nog goed is. De gezonde ader maak je vast aan het open stuk van de dichtgeslibde slagader, trekt ‘m zover mogelijk richting de voet en zet ‘m daar weer vast aan een andere, gezonde slagader. Dan stroomt het bloed weer goed door.”
Optie 2: stent
Prof. dr. Moll: “Een minder fikse ingreep is het plaatsen van een stent. Je repareert het bloedvat dat dichtzit dan aan de binnenkant. Op de plek waar de vetophoping zit, breng je een ballonnetje in met daaraan de stent, iets dat lijkt op een miniversie van zo’n stalen veer in een pen. Het ballonnetje wordt opgeblazen, zodat de vetophoping weggaat. Om nu te voorkomen dat het bloedvat dichtklapt, blijft de stent achter om zo het bloedvat open te houden. Dit effect houdt zo’n 2 jaar aan. Een stent plaatsen is daarmee minder ingrijpend dan een bypass, maar het resultaat houdt minder lang aan. Je moet als vaatchirurg dus goed inschatten welke operatie de beste optie voor een patiënt is.”
Dit artikel is financieel mogelijk gemaakt door Bayer. De hierin besproken meningen en ervaringen zijn afkomstig van de geïnterviewde personen, Bayer heeft geen invloed op de inhoud gehad.
PP-XAR-NL-0283-1
Reactie
Geen reacties!
U kunt de eerste opmerking plaatsen.
Plaats een opmerking