Blijf op de hoogte

Het risico van trombose

Trombose is een belangrijke risicofactor als het gaat om hartinfarcten en beroertes. Het is het proces van ongewenste stolselvorming, waardoor trombi gevormd kunnen worden. Normaal gesproken beschermt stolselvorming het lichaam tegen bloedingen en treedt het proces pas in werking als er daadwerkelijk sprake is van bloedingen.

Op andere momenten staat het proces van stolselvorming op een laag pitje. Als er op ongewenste momenten stolselvorming optreedt kan dit leiden tot trombose. Het gevaar is dat een trombus of resten daarvan een bloedvat geheel of gedeeltelijk afsluiten en dat bijvoorbeeld hart, hersenen of longen niet langer voldoende bloed ontvangen.

Arteriële trombose en veneuze trombose

Trombose in de slagaders (de aders die via de linkerhartkamer het zuurstofrijke bloed het lichaam in pompen) heet ook wel arteriële trombose; in de aders (de aders via welke het bloed naar de rechterhartkamer stroomt) staat bekend als veneuze trombose. Voor het hart is arteriële trombose de belangrijkste risicofactor. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen twee belangrijke vormen, beide met hun eigen specifieke kernmerken en behandeling: trombose in de kransslagader, en in de hartboezem als gevolg van hartritmestoornissen, de zogeheten boezemfibrillatie. Veneuze trombose, het bekendste voorbeeld is het trombosebeen, kan leiden tot longembolie, ook een aandoening met mogelijk ernstige gevolgen.

Wat zijn de oorzaken?

Bij arteriële trombose is de oorzaak met name aderverkalking (atherosclerose), vooral bij trombose in de krans en hersenslagaders. Bij veneuze trombose spelen andere zaken een belangrijker rol, zoals erfelijke factoren, waarbij het bloed te snel stolt. Een te trage bloeddoorstroming of langdurig niet bewegen, bijvoorbeeld bij bedlegerige patiënten, zijn eveneens oorzaken.

Internist en trombose-expert Hugo ten Cate van het Maastricht UMC+ kan het niet genoeg benadrukken: “Voor het ontstaan van aderverkalking gelden alle bekende risicofactoren: diabetes, te hoge bloeddruk, te hoge cholesterol, overgewicht, roken, vet eten, kortom een te uitbundige westerse levensstijl, in samenhang met genetische factoren.”

Acute, levensbedreigende risico’s zijn het grootst bij arteriële trombose, de oorzaak van hart- en herseninfarcten. Dit zijn zeer frequent en toenemend voorkomende aandoeningen, bij zowel mannen als vrouwen, vooral ook samenhangend met veroudering. Veneuze trombose komt minder vaak voor en bereikt in principe niet de hersenen of de linkerhartkamer, en speelt derhalve nauwelijks een rol bij het ontstaan van hartinfarcten of beroertes.

Risico op een hartinfarct of beroerte

Arteriële trombose is wel een belangrijke risicofactor voor hartinfarcten of beroertes. Normaal stroomt het bloed snel door de slagaders en krijgt het geen kans om te stollen, maar door aderverkalking en daardoor vernauwing van de slagader kan de stroomsnelheid afnemen, waardoor de kans op stolling toeneemt.

Als de plaque vervolgens stukgaat kan zich een trombus in de kransslagader vormen. Deze trombus kan de slagader afsluiten waardoor de zuurstoftoevoer naar het hart stagneert met mogelijk een hartinfarct als gevolg. Een trombus leidt niet per se tot een hartinfarct, omdat niet iedere trombus de kransslagader volledig afsluit. Bij een gedeeltelijke afsluiting kan de patiënt te maken krijgen met angina pectoris of kortademigheid.

Trombose bij boezemfibrilleren

Bij trombose als gevolg van boezemfibrilleren is er vooral een verhoogde kans op beroertes. Er vormt zich dan een trombus in de boezem van het hart, omdat de stroomsnelheid van het bloed door de ritmestoornissen vermindert. Als deze trombus loslaat en uiteenvalt (emboliseert), worden de brokstukken van de trombus meegevoerd in de bloedbaan en aangezien de bloedvaten nauwer en nauwer worden, wordt het risico steeds groter dat de restanten van een trombus ergens blijven steken en zo een bloedvat geheel of gedeeltelijk afsluiten.

Dat kan ook elders in het lichaam tot schade leiden, maar de gevolgen zijn het grootst als de restanten van de trombus de hersenen bereiken. Daar komt bij dat de hersenen dicht bij het hart liggen waardoor er minder kans is dat de stolselresten ergens onderweg door het afweersysteem worden afgebroken en opgeruimd. Het hoeft dus niet altijd tot acute problemen te leiden. Veel stolsels worden door het lichaam ongemerkt opgeruimd; ze worden door de vaatwand opgenomen of ze lossen op in de bloedvaten.

Een late diagnose

Het is een aandoening die goed te behandelen is. Het probleem is echter dat de aandoening vaak pas in een laat stadium wordt gediagnosticeerd; het lichaam is namelijk vrij effectief in het opruimen van stolsels, waardoor niet iedere trombus direct tot problemen leidt. Vaak wordt het pas ontdekt als de slagader geheel of gedeeltelijk wordt afgesloten en er klachten optreden of, erger nog, als het resulteert in een hartinfarct of een acute beroerte.

Voorlichting over en gebruik van medicatie

Het probleem met arteriële trombose is dat mensen levenslang medicijnen moeten slikken ter voorkoming van herhaling, vaak zonder dat ze zich ziek voelen en dat blijkt voor veel mensen moeilijk vol te houden. Voor de patiënten die antistollingsmiddelen gebruiken gaat dat nog wel, omdat zij door de Trombosedienst worden begeleid.

Voor de bloedplaatjesremmers geldt dat echter niet – en lang niet alle patiënten met trombose in de kransslagader kunnen volstaan met het slikken van aspirine. Volgens Ten Cate, zijn dat normale psychologische processen: “Net als bijvoorbeeld te hoge bloeddruk of te hoge cholesterol is trombose een aandoening waar je in het dagelijks leven niets van merkt. Als het echter fout gaat, gaat het vaak ook goed fout, vooral bij arteriële trombose. We moeten erop blijven hameren dat mensen hun medicijnen blijven gebruiken. Dat vergt vooral herhaalde tekst en uitleg en goed luisteren naar patiënten als het gaat om bijwerkingen.”

Artsen zullen trombosepatiënten bij de les moeten houden, maar patiënten zullen, zo mogelijk, zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun medicijngebruik. Als het op tijd wordt gediagnosticeerd, hoeft het niet levensbedreigend te zijn. Genegeerde trombose is dat wel.

Gerelateerde artikelen

Bij de helft van alle patiënten die een steunkous dragen om complicaties na een trombosebeen te voorkomen, kan de draagduur zonder gevolgen met anderhalf jaar worden verkort tot zes maanden.…

De rol van de trombosedienst verandert. Door ontwikkelingen op het gebied van medicatie, de vingerprik en zelfmanagement zijn er meer mogelijkheden voor antistollingsbehandeling met en zonder de trombosedienst. Zo krijgen…

Voor antistollingspatiënten zal het innemen van medicatie altijd onderdeel uitmaken van het dagelijks leven. Om de regie te nemen en te behouden op het eigen ziektebeeld, is assertiviteit dan ook…

Toen Petra Rietveld op haar 21e voor het eerst last kreeg van een trombosebeen, waren haar klachten na een halfjaar verdwenen. Toch bleef de aandoening haar achtervolgen. Later kwam het…

Na een dotterbehandeling met stentplaatsing kan zich in de stent plots een stolsel vormen. Dit gebeurt bij zo’n 300 patiënten per jaar, die daardoor een groot risico lopen op een…

Reactie

Plaats een opmerking

Onthoudt mijn naam en e-mailadres in de browser voor de volgende keer dat ik een opmerking plaats.