Leven met een beperking in de participatiesamenleving
Nadat ik een jaar geleden voorzitter werd van de Vereniging Gehandicaptenzorg trof het me pijnlijk hoe ver verwijderd van de ‘gewone’ samenleving veel gehandicapten leven. Zeker als mensen ernstige meervoudige beperkingen hebben dan leven ze vaak buiten het zicht in een instelling op een bosrijk privéterrein met een slagboom en een parkeerplaats voor bezoekers aan het begin. Meestal is dat onvermijdelijk en zijn de rust en veiligheid wel zo prettig voor de bewoners.
Maar de afzondering heeft een nadeel. In de supermarkt, op het werk, in het verkeer of in het café kom je mensen met ernstige beperkingen nauwelijks tegen. En daarmee zou je kunnen vergeten dat ze er zijn, en eigen verlangens en noden hebben.
De participatiesamenleving bestaat bij de gratie van het idee dat iedereen in Nederland volwaardig mee kan doen als hij wil en zich inspant. Voor mensen met een beperking houdt de participatiesamenleving vooral een belofte in. Van werkgevers die zich openstellen en werkplekken vrijmaken, van scholen die hen enthousiast binnenhalen en van politieke instellingen die de (soms letterlijke) drempels weghalen en demonstreren dat je om mee te kunnen doen ook welkom moet zijn en af en toe een helpende hand moet krijgen geboden.
Dat is nog lang niet altijd zo. Veel mensen met een beperking ondervinden wel de druk van de participatiesamenleving om mee te moeten doen. Alleen krijgen ze niet werkelijk de kans. In de competitie om werk kiezen werkgevers meestal voor mensen zonder een beperking, bedrijven en openbare gebouwen zijn nog te vaak ontoegankelijk en in de politiek gaat de belangstelling al snel uit naar andere, luidruchtiger groepen kiezers.
Dan is de participatiesamenleving geen belofte meer van gelijkwaardig meedoen; dan leidt de eis van productiviteit tot uitsluiting. Dat is helemaal het geval als de betrokkenheid bij mensen die in instellingen leven verder vermindert. Voor hen moet juist gelden dat ze niet mee hoeven doen als dat zwaar en belastend is, maar dat ze welkom zijn. Meedoen betekent wat mij betreft ook dat we meeleven met diegenen die dat niet kunnen.
Gastbijdrage van Femke Halsema, voorzitter van de VGN.
Reactie
Ik heb veel in commerciële organisaties gewerkt, maar de werkdruk die ik mezelf opleg om op een normaal tempo te kunnen functioneren, het zwaar onder mijn niveau werken omdat ik geen afgeronde opleiding heb en het telkens zwijgen en soms liegen over mijn onzichtbare beperking tegen collega's legde een zware slag op mij. Nu ben ik sinds kort werkzaam als vrijwilliger binnen een zeer sociale organisatie waar ik op mijn eigen niveau (hbo+ tot academisch) naar draagkracht kan werken en open tegen mijn collega's kan zijn. Welke twee van deze banen (commercieel vs vrijwilliger) geeft weer waar de participatiemaatschappij voor staat? Moet ik betaald werk doen omdat de maatschappij dat vind? Ik weet wel waar ik gelukkiger van wordt.
Plaats een opmerking