Een goede overgang van 18- naar 18+ vereist samenwerking
Zelfstandig wonen, eigen geld verdienen en steeds meer zelf beslissen zijn zaken waarmee jongeren te maken krijgen zodra ze achttien worden en als volwassen worden beschouwd. Niet voor alle jongeren gaat deze overgang met hetzelfde gemak. Gemiddeld heeft circa 15 procent van alle jongeren tussen de 16 en 27 jaar enige vorm van ondersteuning of hulp nodig. Deze groep is kwetsbaar doordat ze op een of meerdere leefdomeinen problemen hebben. Dit is voornamelijk op het gebied van leren, werken, het aangaan van sociale relaties en zelfredzaamheid.
Zelf ‘aan het stuur’
Nadat jongeren de leeftijd van 18 bereiken, stopt in principe de betrokkenheid van voogden en instanties vanuit de jeugdhulp. Voor de groep kwetsbare jongeren is de stap enorm om plots zelf ‘aan het stuur’ te zitten. Zelf financieel verantwoordelijk zijn, de eigen zorgverzekering regelen en een keuze maken op het gebied van opleiding of arbeid zijn allemaal zaken die voor onrust en onzekerheid kunnen zorgen.
Volgens Hans Spigt, voorzitter Jeugdzorg Nederland, zou deze groep vaak terecht kunnen bij het WMO-loket, eventueel zelfs voor verlengde jeugdhulp. Daarnaast kunnen ze aanspraak maken op regelingen uit de Participatiewet, maar in die overgang gaat veel mis en verloren. “Soms zo veel dat de jongere al aan het begin van zijn volwassenheid met 1-0 achterstaat,” zegt Spigt.
Onzeker toekomstperspectief
Afhankelijk van een startkwalificatie weet een deel van de jongeren door te stromen naar de arbeidsmarkt. Met begeleiding op de werkvloer is het voor deze groep mogelijk om aan het werk te blijven. Het overige deel heeft deze startkwalificatie niet, en mist daarnaast vaak werknemersvaardigheden, sollicitatievaardigheden en een netwerk voor het vinden van werk. Met een gebrek aan (toekomst)perspectief melden ze zich vervolgens bij de sociale dienst. Spigt: “Tachtig procent van alle Wajongers en veertig procent van de mensen die bijstand ontvangen, kregen eerder jeugdhulp.” Volgens Spigt valt dit cijfer omlaag te brengen door samenwerking en de overdracht van kennis en informatie tussen de verschillende instanties, gemeenten en het bedrijfsleven.
Gezamenlijk zorgen voor een warme overdracht
Spigt: “Op verschillende plekken in Nederland gebeuren mooie dingen. Er worden leerwerkplekken aangeboden in de horeca, voor jongeren die net dat beetje meer zorg en aandacht nodig hebben. Er zijn initiatieven van jongeren die zelf ooit in de jeugdzorg zaten en uit ervaring weten hoe belangrijk het is om op je achttiende een baan of een opleiding te hebben.”
Al deze initiatieven zijn goed, maar vaak druppels op een gloeiende plaat, stelt Spigt. Er is veel meer behoefte aan structurele inzet van de verschillende organisaties, instellingen en gemeenten. Deze doelgroep is er één die goede begeleiding nodig heeft en ruimte om zich te ontwikkelen. Anderzijds brengen ze waardevolle kennis, expertise over nieuwe ontwikkelingen of een frisse blik met zich mee.
Volgens Spigt is het een kwestie van het gesprek aangaan met deze groep over de toekomst en om voor elk kind een plan op te stellen. Hij besluit: “En door samen te werken met alle partijen, kunnen we, als ondersteuning nodig blijft, zorgen voor een warme overdracht van de jeugdzorginstellingen naar andere instanties.”
Reactie
Geen reacties!
U kunt de eerste opmerking plaatsen.
Plaats een opmerking