Meisjes in basisonderwijs presteren beter dan jongens
Meisjes en jongens van 8-12 jaar verschillen in de vaardigheid van het leren. Meisjes zijn daarin gemiddeld beter, dat blijkt uit een groot onderzoek van Marleen van Tetering en hoogleraar Jelle Jolles (Neuropsychologie) van de Vrije Universiteit Amsterdam en Renate de Groot van de Open Universiteit dat is gepubliceerd in het tijdschrift Frontiers in Psychology. Ook de opleiding van de ouders blijkt van belang: kinderen van hoger opgeleide ouders presteren beter dan leerlingen wiens ouders een wat lagere opleiding hebben genoten. Het onderzoek suggereert dat sekse en de leer- en leefomgeving in het gezin sterk mede bepalend zijn voor individuele verschillen in functioneren op school. De betekenis van het onderzoek is dat het schools presteren van jongens en van kinderen van lager opgeleide ouders mogelijk kan worden verbeterd door hen meer begeleiding en uitleg te geven bij de ontwikkeling van hun leervaardigheid.
Leren en schools presteren
Om goed te kunnen presteren op school moet de leerling vaardig zijn in het opnemen van nieuwe informatie en het onthouden daarvan. Op de basisschool leert hij nieuwe woorden en de betekenis daarvan. Ook wordt hij vaardig in het werken met rekenregels. En hij krijgt begrip van de wereld om ons heen via de kennis en inzichten die de leraar en de leerstof hem biedt. De laatste jaren werd duidelijk dat er grote individuele verschillen bestaan in het tempo waarin de vaardigheid van het leren zich ontwikkelt. Dat geldt in het bijzonder voor het eind van de basisschool: de periode van de pre-adolescentie (8-10 jaar) en de vroege adolescentie (10-12 jaar). Omdat de schoolse prestaties direct samenhangen met het tempo waarin de leerling zijn leervaardigheden ontwikkelt moeten we beter begrijpen waardoor de individuele verschillen worden veroorzaakt. De onderzoekers van de VU onderzochten dit in de z.g. SchoolWise studie.
Onderzoeksuitkomsten
Deze SchoolWise studie is uitgevoerd met 152 leerlingen van 8-12 jaar van vier basisscholen in Noord Holland. Er is gebruik gemaakt van een taak voor ‘intentioneel leren’: het onthouden van een serie van vijftien plaatjes. Uit de resultaten blijkt dat meisjes beter presteerden dan jongens: na de eerste aanbieding van de afbeeldingen noemden ze meer plaatjes en ook na een pauze van een kwartier konden ze er meer opnoemen. Dat gold precies zo voor kinderen van hoger opgeleide ouders: beter presteren bij de eerste aanbieding en na een pauze. Hieruit blijkt dat jongens en kinderen van lager opgeleide ouders meer moeite hebben met het verwerken van nieuwe procedures en onbekende informatie. Belangrijk is dat er géén verschil blijkt te bestaan in de leercapaciteit van jongens en meisjes, en ook niet tussen kinderen met hoger dan wel lager opgeleide ouders. Dit blijkt uit het onderzoek omdat de groepen niet verschillen wanneer het leermateriaal meerdere keren wordt aangeboden. Dus als de kinderen eenmaal doorhebben hoe de taak werkt dan presteren ze even goed.
Aandacht, concentratie en motivatie
Aandacht en concentratie. De verschillen in intentioneel leren tussen leerlingen berusten in de eerste plaats op aandacht en concentratie. Eerder onderzoek liet zien dat meisjes en kinderen van hoger opgeleide ouders daar beter in zijn. Zij kunnen zich langer concentreren op de taak en hun prestatie wordt nog beter omdat ze sneller doorhebben wat de taak inhoudt. Daarom zijn ze beter wanneer het leermateriaal de eerste keer wordt aangeboden. Ze kunnen dan als het ware gebruik maken van eerdere ervaringen en die toepassen. Een tweede factor is de leermotivatie: die is van jongens in deze leeftijdsperiode gemiddeld wat minder en daardoor presteren ze slechter op moment dat ze meer moeite moeten doen om te begrijpen ‘waar gaat het hier om, en wat wordt er van me verwacht?’.
Leer- en leefomgeving
Een derde factor heeft te maken met eerdere leerervaringen en de leefomgeving waarin het kind opgroeit. “Uit eerder onderzoek van onze onderzoeksgroep blijkt dat hoger opgeleide ouders een meer motiverende en intellectueel stimulerende omgeving creëren dan lager opgeleide ouders”, aldus Marleen van Tetering en Jelle Jolles die verantwoordelijk zijn voor de SchoolWise studie en het artikel in Frontiers. “Kinderen uit gezinnen met hoger opgeleide ouders hebben meer mogelijkheden om ervaring op te doen met onbekende spellen, met taal en met het lezen van nieuwe boeken. Dergelijke ervaringen zijn belangrijk voor leren op school, bijvoorbeeld wanneer kinderen voor het eerst een toets moeten maken”.
De betekenis voor school en opvoeder
Het onderzoek wijst erop dat kinderen van lager opgeleide ouders meer gestimuleerd kunnen worden om ervaring op te doen met onbekende taken. De school kan daarin een belangrijke rol spelen: door onderwijsinterventies in te zetten die aan deze kinderen leerervaringen bieden die ze in de thuissituatie nog niet veel hebben gehad. Ook kan school voorlichting bieden aan ouders over het belang van dergelijke leerervaringen en ook handvatten bieden over ‘hoe pak je dat dan aan?’. Voor het leren op school is een directe implicatie dat jongens en kinderen van lager opgeleide ouders meer begeleiding en uitleg nodig hebben wanneer een nieuwe taak wordt geïntroduceerd op school en thuis.
Bron: Vrije Universiteit
Reactie
Geen reacties!
U kunt de eerste opmerking plaatsen.
Plaats een opmerking