Minder administratie, meer tijd voor goede jeugdzorg
Ruim drie jaar geleden is de transitie van de jeugdzorg ingezet. Als gevolg van de decentralisatie zijn gemeenten sinds 2015 verantwoordelijk voor alle jeugdzorg. Het doel was betere jeugdzorg voor een lagere prijs. Er is echter veel kritiek op de uitvoering van de transitie en veel zorginstellingen ervaren een toegenomen administratiedruk. Wat is nodig om de zorg weer écht om de zorg te laten draaien, zorg waarin de cliënt en diens familie centraal staan?
Decentralisatie van jeugdzorg
Voor de Jeugdwet in 2015 in werking trad, was de jeugdzorg erg versnipperd. Er waren veel partijen op verschillende bestuurslagen betrokken bij de uitvoering ervan en de financiering kwam vanuit meerdere bronnen. De Jeugdwet moest hier verandering in brengen door de gemeenten verantwoordelijk te maken voor de jeugdzorg. Als gevolg van de wet zijn de provinciale budgetten voor jeugd- en opvoedhulp en de landelijke budgetten voor psychische hulp aan jongeren samengevoegd en gedecentraliseerd naar gemeenten. Het doel van deze transitie was de zorg dichter bij de jongeren en hun huis en in de wijk te organiseren, waarbij gemeenten autonomie hebben over hoe zij deze zorg willen invullen. Hugo de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, legt uit dat gemeenten hierdoor meer mogelijkheden hebben om maatwerk te bieden aan gezinnen en kinderen die hulp nodig hebben.
Merkbaar betere zorg
Drie jaar later wordt gezegd dat de transitie gelukt is, maar dat de echte transformatie van jeugdzorg nog moet volgen. Zo stelt Jeugdzorg Nederland onder andere dat veel ouders en jeugdhulpaanbieders problemen ervaren in de toegang tot jeugdhulp, dat de meest kwetsbare gezinnen niet meer aandacht krijgen en dat de verschillen tussen gemeenten bijdragen aan de grote administratieve lastendruk voor jeugdhulpaanbieders. De Jonge beaamt dat er momenteel een grote uitdaging ligt voor gemeenten, zorgaanbieders en het Rijk om de zorg merkbaar beter te maken.
“Een betere ordening en uniformering van het zorglandschap is noodzakelijk. Zodat je weet wat er op welk niveau gebeurt en wat je mag verwachten van de wijkteams”, vertelt De Jonge. “Ik geloof dat het nodig is om rust aan het front te creëren, juist om de vooruitgang en de vernieuwing die we met elkaar willen voor elkaar te krijgen. Dat kinderen kleinschalig, gezinsgericht worden opgevangen. Langdurig verblijf in een grote instelling is voor geen enkel kind goed.” Om tot deze betere zorg te komen, is samenwerking tussen de overheid, gemeenten en zorgaanbieders essentieel. Belangrijk hierbij is dat jeugdigen en hun familie altijd het vertrekpunt moeten zijn. “Zij moeten de komende periode merkbare verbeteringen in de zorg en ondersteuning gaan ervaren.”
Ondersteuning bij de transformatie
De transitie lijkt niet voor alle gemeenten even gemakkelijk te zijn verlopen en sommige ondervinden budgettaire krapte op het gebied van het sociale domein. De Jonge laat weten dat het kabinet en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) overeenstemming hebben bereikt over de door de gemeenten ervaren tekorten. “Een belangrijke afspraak heeft betrekking op de ontwikkeling van het gemeentefonds.” De ontwikkeling van het gemeentefonds in de komende jaren zal gemeenten financiële ruimte bieden die zij nodig hebben om de nu ervaren krapte op te vangen. Aanvullend daarop heeft de overheid samen met gemeenten geld gereserveerd voor de gemeenten die in 2018 tekorten ervaren op hun totale budget voor het sociaal domein. Tot slot is een speciaal transformatiefonds opgezet om de vernieuwing van de jeugdzorg extra te ondersteunen.
Verhoogde administratielast
Niet alleen gemeenten ervaren de gevolgen die gepaard gaan met de transitie binnen de jeugdzorg. Met de verantwoordelijkheid voor de zorg die gemeenten hebben gekregen, is een grote vrijheid gekomen wat betreft de invulling en de definiëring van die zorg. Als gevolg van die vrijheid kunnen gemeenten zelf kiezen welke productcodes ze voeren voor zorg, welke factuureisen ze stellen en welke betalingstermijnen ze hanteren. Dit heeft ertoe geleid dat de decentralisatie van de jeugdzorg voor zorgaanbieders gepaard gaat met een verhoogde administratielast. Jacobine Geel, voorzitter van GGZ Nederland, vertelt dat de verhouding momenteel uit balans is. Bijna 30 procent van de tijd van zorgverleners gaat op aan het ‘beschrijven en verantwoorden van wat ze in die andere 70 procent van de tijd doen’. “Dat gaat wringen. Mensen zijn in de zorg gaan werken en niet in de administratie. Die onbalans leidt tot onbegrip en chagrijn: mensen hebben het gevoel onvoldoende toe te komen aan het bieden van de zorg zelf.”
Ze benadrukt dat de registratie van zorg en de bijkomende administratieve handelingen noodzakelijk zijn, vanwege kwaliteit en veiligheid, en ook omdat zorgverzekeraars en gemeenten willen weten waar ze voor betalen. Het schiet volgens haar nu echter zijn doel voorbij. Daarnaast is ook de manier van registratie en verantwoording nu vaak niet efficiënt, aldus Geel. Gemeenten stellen vaak allemaal net andere eisen, en één zorgaanbieder heeft met meerdere gemeenten te maken. “Dit alles komt de zorg niet ten goede. Het gaat ten koste van de menskracht, het werkplezier en de innovatiekracht. Hier kunnen patiënten uiteindelijk last van ervaren.”
Zinniger en zuiniger
Geel stelt dat de regelgeving daarom zinniger en zuiniger moet. Ze legt uit dat er sprake is van een opeenstapeling van regels: wanneer er een nieuwe bijkomt, worden oude regels niet geschrapt. En dit is wel nodig volgens haar. Daarnaast moet toegewerkt worden naar standaardisering, waardoor zorgaanbieders niet meer voor iedere gemeente aan andere regels voor facturatie en informatievoorziening hoeven te voldoen. “Gemeenten zijn autonoom wat betreft de inhoudelijke vormgeving van de zorg die zij bieden. In de afrekening van de zorg zou echter geen variatie moeten zitten.” Ze voegt toe dat sommige zorgaanbieders actief zijn in honderd gemeenten en dat daardoor veel energie opgaat aan deze administratieongelijkheid. Dit belemmert de creativiteit, de bewegingsruimte en de zo verlangde en noodzakelijke vernieuwing van de zorg. Volgens haar is een drietal acties vereist. “Schrappen wat niet nodig is, standaardisering waar kan en registratie bij de bron, waarbij de afrekensystematiek simpeler moet.”
Goede en duurzame zorg
Het is belangrijk te realiseren dat de manier waarop zaken nu georganiseerd worden geen gevolg is van kwade wil, benadrukt Geel. Er is juist veel toewijding in alles wat de betrokken partijen willen bereiken op het gebied van jeugdzorg. Dit ziet ook De Jonge. Hij noemt als voorbeeld de gemeenten en scholen die er alles aan doen om te zorgen dat kinderen die extra ondersteuning nodig hebben toch naar school kunnen. Dáár zou de discussie volgens Geel dan ook weer om moeten gaan: de inhoudelijke ambities. “Als we bijvoorbeeld het aantal suïcides naar nul willen krijgen of ervoor willen zorgen dat alle kinderen veilig opgroeien; wat vraagt dat van ons? Langs die lijn moeten we met elkaar verkennen wat nodig is.” Dit gesprek moet volgens haar parallel lopen aan de
schrapsessies, want juist die ambitie geeft energie en inspireert, het schrappen van regels op zichzelf niet. Het einddoel moet dan ook niet zijn minder regels, maar het leveren van goede, duurzame en state-ofthe-art-zorg. De Jonge concludeert: “Het leveren van goede en liefdevolle zorg waarin de cliënt en diens familie centraal staan, zonder overbodige regels – dat is een mooie ambitie om voor te vechten.”
Reactie
Geen reacties!
U kunt de eerste opmerking plaatsen.
Plaats een opmerking