Blijf op de hoogte

Recht op beweging in het onderwijs

Ieder kind moet kunnen bewegen, ondanks zijn of haar achtergrond, vindt Niels Meijer, directeur van de Johan Cruyff Foundation. “Dat geldt dus ook, of misschien wel juist, voor kinderen in het speciaal onderwijs.” De feiten laten zien dat in het speciaal onderwijs meer kinderen te zwaar zijn dan in het regulier onderwijs: vier op de tien kinderen heeft er overgewicht of obesitas.

Bovendien bewegen deze kinderen doorgaans minder dan hun leeftijdsgenoten in het regulier onderwijs. Cijfers laten bijvoorbeeld zien dat 66 procent van de valide kinderen in Nederland aan het sporten en bewegen is, tegenover 29 procent van de kinderen met een beperking. Om dat aantal te verhogen, is een aanpak op maat nodig. Bewegen is goed voor ieder kind, en niet slechts vanwege voor de hand liggende gezondheidsredenen. Zo zorgen sporten en spelen ervoor dat kinderen leren zichzelf te ontwikkelen, alleen en in groepsverband.

Daarnaast is zowel in binnen- als buitenland veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen cognitieve ontwikkeling en bewegen. Het merendeel van deze onderzoeken toont aan dat regelmatig bewegen een positief effect heeft op de cognitieve ontwikkeling van jonge kinderen, vertelt Cees Vervoorn, lector Topsport en Onderwijs aan de Hogeschool van Amsterdam. “Dat wil niet direct zeggen dat hun schoolprestaties vooruitgaan, maar wel dat hun brein zich beter ontwikkelt. Uiteindelijk zou dat kunnen leiden tot betere schoolprestaties, maar dat verband is moeilijker aantoonbaar.”

Bewegen als medicijn

Voor leerlingen in het speciaal onderwijs is bewegen extra belangrijk. Niet alleen omdat die groep relatief veel kinderen telt die te zwaar zijn, maar ook vanwege de recente aandacht vanuit geneeskundige hoek, waar beweging steeds vaker als medicijn wordt gezien. Dat inzicht wordt volgens Vervoorn nog te weinig gebruikt bij bepaalde doelgroepen, waaronder ook het speciaal onderwijs.

“Daar zie je vaak dat, afhankelijk van de doelgroep, de enige zekerheid van kinderen is dat ze hun eigen lichaam hebben, waar ze iets mee kunnen doen. Dat maakt het tot een aanknopingspunt om therapie te beginnen of gedragsverandering in te luiden.” Als kinderen meer vertrouwen krijgen in hun eigen lichaam, bijvoorbeeld door bewegingsonderwijs op school, kunnen ze een grote stap naar voren maken en beter in hun vel komen te zitten. Hoewel het om een relatief kleine groep gaat, is extra aandacht voor beweging onder leerlingen in het speciaal onderwijs noodzakelijk, vindt ook Eric van der Burg, wethouder Zorg en Sport bij de gemeente Amsterdam.

De gemeente ziet het naar zijn zeggen als een recht van elk kind om gezond op te kunnen groeien. Hij benadrukt dat het invulling geven aan dat recht een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van iedereen die iets betekent in het leven van kinderen, zo ook de gemeente. “Als gemeente kunnen we veel partners bereiken en betrekken, om zo met zijn allen de omgeving voor kinderen gezonder te maken.” Hierbij kan worden gedacht aan zorg- en hulpverleners, buurt-en welzijnsorganisaties en sportverenigingen in een gemeente.

Gezonde gewoonten kweken

Naast de gemeente noemt Van der Burg ook de school als belangrijke speler, door de grote hoeveelheid tijd die kinderen er doorbrengen. Zij kan gezonde gewoonten kweken die een leven lang standhouden, door leerlingen water te laten drinken en fruit te laten eten in de ochtendpauze, en hen te stimuleren gezonde lunchtrommels en traktaties mee te brengen. Ook vaak gymmen en veel bewegen tijdens het buitenspelen zijn noodzakelijk. Meijer wijst daarnaast op de invloed van schoolbesturen en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Scholen hebben namelijk vaak goede ideeën over hoe kinderen in beweging kunnen worden gebracht, maar zitten soms vast aan beperkingen die hen worden opgelegd van hogerhand. Maar, weet Meijer, de houding van de school is uiteindelijk essentieel voor een geslaagde aanpak. “De school maakt het verschil en kan het beste inschatten wat de vraag en benodigdheden zijn voor een bepaalde doelgroep.”

Toch wordt van alle problemen die in de maatschappij spelen rondom jeugd soms wel te snel gezegd dat de oplossing bij het onderwijs ligt, waarschuwt Vervoorn. “Dat is natuurlijk niet zo. Je moet het onderwijs niet met de onmogelijke opdracht opzadelen om alle maatschappelijke problemen op te lossen.” Desondanks is het duidelijk dat school een kind vormt, vindt ook hij, al is het alleen al om het feit dat leraren dagelijks een aanzienlijk aantal uren met kinderen doorbrengen.

Talenten zien bij kinderen, dat is een uniek vak
Lees ook: “Talenten zien bij kinderen, dat is een uniek vak:”

Aanpassen en uitdagen

Hoe kunnen gemeente en school er samen voor zorgen dat leerlingen in het speciaal onderwijs gezonder worden? Wethouder Van der Burg is van mening dat gemeenten ook met een preventieve aanpak al veel kunnen bereiken. Dit kan bijvoorbeeld door een stad zo gezond mogelijk in te richten, met veel ruimte voor fietsen en wandelen, en toegang voor alle kinderen tot sporten bij een vereniging.

Tevens is zorg en ondersteuning nodig voor kinderen die al te zwaar zijn. Daarvoor is in het speciaal onderwijs een aparte benadering nodig, want soms is het lastig de vuistregels voor een gezonde leefstijl in te voeren. “Zo is het bij autistische kinderen ingewikkelder de regels op school zomaar te veranderen. Bovendien gaat veel van de energie van kinderen, ouders en begeleiders zitten in het oplossen van andere problematiek dan overgewicht.” Maar ook andere factoren spelen mee. Voor kinderen in een rolstoel bijvoorbeeld is voldoende bewegen een grotere uitdaging dan voor kinderen die kunnen lopen en rennen.

Zij hebben dan ook aangepaste faciliteiten nodig. Gymzalen en schoolpleinen worden vaak gestandaardiseerd aangeleverd, weet Meijer, terwijl kinderen met een beperking meestal heel andere behoeften hebben. Daarbij kan worden gedacht aan rolstoeltoegankelijkheid, borden in braille of pictogrammen, rolstoeltrampolines of -schommels, de extra ruimte rondom een faciliteit. Los van de aanpassingen in de faciliteit moeten kinderen worden uitgedaagd om in beweging te komen, zegt Meijer. “Bij het aanleggen van bepaalde faciliteiten blijkt vaak dat de kinderen die al sportief zijn aangelegd er gebruik van maken. Maar het is juist belangrijk de kinderen uit te dagen voor wie de drempel letterlijk of figuurlijk nog te hoog is.”

Een sluitpost op de begroting

Om kinderen in het speciaal onderwijs meer aan het bewegen te krijgen, is het eerst noodzakelijk dat het vak bewegen op elke school serieus genomen wordt, geeft Vervoorn aan. “Ieder kind heeft recht op bewegingstijd in het onderwijs, zeker nu dat in de buitenwereld steeds verder afneemt.” Op dit moment zijn er naar zijn mening echter nog te veel plekken in Nederland waar nauwelijks bewegingsonderwijs plaatsvindt op de basisschool.

Is het er wel, dan wordt het in veel gevallen gegeven door mensen die niet opgeleid zijn als docent lichamelijke opvoeding, maar door groepsleerkrachten die een aantekening voor gymnastiek hebben gehaald. Vervoorn pleit voor minimaal zes uur in de week bewegingsonderwijs op iedere basisschool, gegeven door een vakleerkracht. Zeker voor leerlingen in het speciaal onderwijs zijn vakleerkrachten nodig, die pedagogisch onderlegd zijn en weten hoe ze kinderen die niet willen bewegen of moeilijk kunnen bewegen kunnen motiveren. “Als dit gebeurt, ben ik ervan overtuigd dat we een enorme slag kunnen maken, nu en in de toekomst. Bewegen moet een schoolvak worden, in plaats van een sluitpost op de begroting.”

Herpositionering

Om dat te realiseren is het vak volgens de lector misschien wel toe aan een herpositionering: lichamelijke opvoeding als vak over bewegen en een gezonde leefstijl, waarin verbindingen worden gelegd met biologie, geschiedenis, aardrijkskunde, natuur- en scheikunde. Door het vak meer in het curriculum te integreren, kan het interessanter worden om eraan mee te doen, maar ook om kennis van te nemen.

Daarnaast wijst Vervoorn op de verantwoordelijkheid van de overheid, die middels investeringen in het basisonderwijs het creëren van een bewegingsaanbod op gang kan helpen. Een goede start met gezondheid en beweging op jonge leeftijd zal de maatschappij over vijftig jaar winst opleveren, omdat mensen gezonder oud worden. Zeker voor het speciaal onderwijs, waarin beweging zoals eerder aangegeven letterlijk als medicijn kan fungeren, is dit belang evident.

Gerelateerde artikelen

Jeugdontwikkeling bieden en de mensen die zorg geven ontzorgen. Dat zijn de kerndoelen van de recent geopende Villa Wilhelmina in Purmerend, onderdeel van Stichting Kinderopvang Den Helder (SKDH). Villa Wilhelmina…

Sinds 2017 is de wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) van kracht die voortbouwt op de Wet op de Kinderopvang uit 2005 – en geldt voor alle kinderopvangorganisaties in Nederland.…

Kinderopvang wordt in Nederland voor ongeveer 70 procent bekostigd uit collectieve middelen. Dat doen we omdat onderzoek uitwijst dat kinderopvang een grote rol kan spelen in het wegwerken van ontwikkelingsachterstanden…

Het is een grote zorg die duizenden ouders in Nederland delen. Een kind dat, om wat voor reden dan ook, niet meegaat in het ritme en de ontwikkeling van leeftijdsgenoten.…

Hoogleraar neuropsychologie Jelle Jolles en hoogleraar neuropedagogiek en ontwikkelingsstoornissen Hanna Swaab geven hun visie op de ontwikkeling van het jonge brein en de invloed van de omgeving hierop. “Het bevel…

Reactie

Plaats een opmerking

Onthoudt mijn naam en e-mailadres in de browser voor de volgende keer dat ik een opmerking plaats.