Van goed lezen gaan kinderen meer lezen
Kinderen die boeken verslinden zijn meestal goede lezers, en kinderen die zelden een boek lezen hebben vaak dyslexie. Is hun leesvaardigheid het gevolg van hoeveel ze geoefend hebben? Of pakken goede lezers liever een boek dan dyslectici? Psychologen en gedragsgenetici van de Vrije Universiteit Amsterdam, in samenwerking met de Universiteit van Oxford, onderzochten dit bij 6.000 zevenjarige tweelingparen. Ze ontdekten dat hoe goed kinderen lezen beïnvloedt hoeveel ze lezen, en niet andersom. Daarnaast blijkt dat hoe goed kinderen lezen erfelijk is, terwijl hoeveel ze lezen door zowel genen als omgeving wordt beïnvloed.
Kip-en-ei
Goede lezers lezen allemaal wel eens in hun vrije tijd een boek, en bijna de helft zelfs elke dag. Bij de groep met leesproblemen leest maar één op de vijf dagelijks, en één op de tien leest helemaal nooit. Dat hoeveel je iets oefent en hoe goed je erin bent samenhangt was bekend, maar deze studie lijkt voor lezen het kip-en-ei probleem op te lossen. Dit was mogelijk doordat de onderzoekers met slimme statistiek gebruik maakten van de grote hoeveelheid tweelingdata met de daarin opgenomen informatie over erfelijkheid. De studie wordt gepubliceerd in het Journal of Child Psychology and Psychiatry.
Dyslexie is erfelijk
Leesvaardigheid blijkt erfelijk. Verschillen tussen kinderen in erfelijke aanleg verklaren grotendeels verschillen in leesvaardigheid. Leesvaardigheid beïnvloedt vervolgens hoeveel kinderen in hun vrije tijd lezen. “Kinderen hebben dus niet dyslexie omdat ze na school liever wat anders doen dan lezen. Dat neemt niet weg dat kinderen met (aanleg voor) dyslexie wel degelijk baat hebben bij extra hulp en gericht oefenen.” aldus biologisch psycholoog Elsje van Bergen.
Erfelijkheidsonderzoek bij tweelingen
Ouders van zevenjarige tweelingen beantwoordden bij het Nederlands Tweelingen Register vragen over hoeveel en hoe goed hun kinderen lezen. De leerkrachten gaven ook aan hoe goed de kinderen lezen en hoe goed ze scoren op toetsen voor leessnelheid. Het bijzondere aan gegevens over tweelingen is dat je de bijdrage van genen en omgeving aan individuele verschillen kunt onderzoeken. Eeneiige tweelingen hebben precies dezelfde genetische code geërfd van hun ouders, terwijl twee-eiige tweelingen genetisch gezien gewone broers en zussen zijn. Eeneiige tweelingen lijken meer op hun tweelingbroer- of zus in hun lezen dan twee-eiige tweelingen. Dit verschil was groter voor leesvaardigheid dan leeshoeveelheid, waaruit blijkt dat leesvaardigheid ‘erfelijker’ is.
Reactie
Geen reacties!
U kunt de eerste opmerking plaatsen.
Plaats een opmerking