Blijf op de hoogte

Wel vergrijzing, geen bejaardenwoning

Stijgende prijzen, te weinig nieuwbouw, jarenlange wachtlijsten in de sociale sector en een verduurzamingsopgave om u tegen te zeggen: de woningmarkt is volop in het nieuws. Hetzelfde geldt voor de vergrijzing. Dankzij een sterke bevolkingsgroei na de oorlog en het uitblijven van groei in de jaren 70, neemt het aantal 65-plussers relatief gezien toe. Ook dit brengt uitdagingen met zich mee, bijvoorbeeld op het gebied van pensioenen en zorg. Combineert men de twee, dan is daar het vraagstuk omtrent ouderenhuisvesting.

In 2015 gaf 16 procent van de 65-plus huishoudens aan eventueel te willen verhuizen. Een flinke stijging vergeleken met de 6 procent uit 2009, maar over het geheel genomen een beperkt aantal. Dat geheel neemt echter toe. “De vergrijzing is in Nederland pas net ingezet. Alleen de eersten van de naoorlogse geboortegolfgeneratie zijn de afgelopen jaren de 65 gepasseerd”, stelt het onderzoeksrapport Vergrijzing en extramuralisatie op de woningmarkt, in 2016 opgesteld door onderzoeksbureau RIGO in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Pas in 2035 zullen de laatste van deze generatie de 65 passeren.

“De essentie is dat er een grote groep zestigplussers aankomt en minder jonge mensen.”

Vanzelfsprekend speelt dit soort demografische factoren een rol in het woningbouwvraagstuk, stelt Jan Latten, bijzonder hoogleraar sociale demografie bij de UvA. “De essentie is dat er een grote groep zestigplussers aankomt en minder jonge mensen”, vat hij samen. Met de groei van de groep ouderen neemt het aantal twee- en eenpersoonshuishoudens toe. Die hebben qua huishouden in feite geen eengezinswoning meer nodig. Natuurlijk blijven er ook jonge starters die op zoek zijn naar eengezinswoningen. “Als we echter alleen maar naar die vraag luisteren, krijg je uiteindelijk een te grote voorraad eengezinswoningen”, waarschuwt Latten. Als men in plaats daarvan ouderen met een (te) grote woning een aantrekkelijke mogelijkheid geeft om bijvoorbeeld naar een hofje met een gedeelde tuin te verhuizen, maakt dit woningen vrij voor starters.

‘Terug naar wat we missen’

Hoewel hofjes met gedeelde tuinen sommigen wat ouderwets in de oren zullen klinken, is het volgens Latten juist het wonen van de toekomst. “We gaan terug naar wat we missen”, observeert hij. De samenleving is sterk geïndividualiseerd, waardoor velen er niet meer zo zeker van zijn dat ze altijd een partner, een gezin of andere familieleden om zich heen zullen hebben. In de zoektocht naar een andere manier van verbondenheid liggen alternatieve woonvormen voor de hand.

“Van de oudere huishoudens die aangaven beslist te willen verhuizen, wilde minder dan de helft naar een specifieke ouderenwoning.”

Alternatief wil zeggen: een woning die voldoet aan de wensen die passen bij de levensfase van het stel op leeftijd of de alleenstaande 65-plusser. En dat is steeds vaker geen ‘bejaardenwoning’. “Van de oudere huishoudens die aangaven beslist te willen verhuizen, wilde minder dan de helft naar een specifieke ouderenwoning”, stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van het WoonOnderzoek Nederland uit 2015. In 2009 gaf nog 60 procent aan wel een specifieke ouderenwoning te willen. Die veranderende wens geldt voor zowel ouderen die aangeven in (zeer) goede gezondheid te verkeren als ouderen die zich minder gezond voelen. Van de ouderen die wel een ouderenwoning wensen, wil 85 procent dat dit een zelfstandige woning betreft, zonder hulp in de vorm van maaltijdverzorging, schoonmaak of lichamelijke verzorging, zo blijkt uit het rapport.

Voorlopers

Dat een gemiddelde 65-plusser niet op zoek is naar een zorgwoning is wellicht niet gek gezien de levensverwachting. Die ligt voor 65-jarigen van nu rond de twintig jaar; men staat volop in het leven. Een zorgwoning is dus nog (lang) niet aan de orde, maar een grote eengezinswoning past ook niet helemaal en biedt weinig sociale interactie. Vandaar de toename in het aantal ouderen dat een verhuizing overweegt, denkt Latten. Wanneer er bijvoorbeeld geen kinderen zijn en het pensioen al is begonnen, is het de vraag hoe men (nieuwe) mensen kan ontmoeten. Een gebrek aan contact voelt al gauw als een gebrek aan aandacht, iets waar mensen in iedere levensfase behoefte aan hebben. Latten: “Dus krijg je een toenemende vraag naar iets wat mensen verbindt.” Een deelcultuur binnen het wonen kan daarbij uitkomst bieden. Een paar voorlopers laten met nieuwe woonprojecten al zien wat er mogelijk is. “De trend is al begonnen onder deze zogenaamde innovatoren. Hierna komen de pioniers en uiteindelijk volgt ook de grote massa. Dat komt nog”, voorspelt hij.

Voorbeelden van nieuwe woonprojecten bestaan dus al. Zo zijn er woonvormen waar iedereen een eigen individuele, zelfstandige woning houdt, maar met een iets kleiner oppervlak. In ruil daarvoor is er bijvoorbeeld een collectieve tuin met een bankje dat toevallige ontmoetingen stimuleert. “Iedereen kan hierop zitten en ook iedereen draagt er verantwoordelijkheid voor. Het faciliteert sociale controle: men let op elkaar”, aldus Latten. Afhankelijk van de omgeving en voorkeuren ziet de hoogleraar verschillende variaties van dit soort collectieve woonzorgvormen voor zich. Wellicht is er een gemeenschappelijke keuken, een terras of een televisiekamer. Grotere complexen kunnen zelfs voorzien zijn van een grand café. Aan dit soort faciliteiten wordt collectief bijgedragen waardoor iedereen eigenaar is van het totaal.

Financiering

Net zoals de woonvormen zelf kunnen afwijken van het traditionele ontwerp, bestaan er ook op het gebied van financiering alternatieve mogelijkheden. Latten verwijst naar projecten die van de grond komen dankzij Collectief Particulier Opdrachtgeverschap, een vorm van projectontwikkeling waarbij de opdrachtgever van een nieuwbouwproject bestaat uit een collectief van de toekomstige bewoners. Mensen die elkaar kennen kiezen ervoor om als groep een nieuwbouwproject of verbouwing op te starten in eigen beheer, zodat er voldaan wordt aan hun wensen.

Groepen die op deze manier samenkomen, profiteren van het feit dat ze hun eigen buren uitzoeken. Dat is met name binnen kleinere complexen van belang, denkt de hoogleraar. Want waar het mixen van bewoners van verschillende generaties en uit verschillende levensfasen heel nuttig kan zijn, is een mix van leefstijlen dat volgens hem niet. “Ik denk niet dat ouderen die hun hele leven van André Hazes hebben genoten gelukkig worden van een kleine woongemeenschap waar men Mozart speelt in de gemeenschappelijke ruimten. Je hebt bijna een nieuwe datingapp nodig: zoek je buren.”

“Je moet niet alleen zorgbehoevenden huisvesten in een geschikte omgeving, maar ook zorgverleners.”

Oldest old support ratio

Hoewel het grootste deel van de oudere huishoudens in het WoonOnderzoek Nederland aangeeft geen behoefte te hebben aan hulp of zorg aan huis, blijft er een groep over die daar wel naar op zoek is. Die groep zal in omvang groeien de komende decennia. Om te voldoen aan de stijgende zorgbehoefte die dit met zich meebrengt, is het creëren van geschikte zorgwoningen van belang. Maar dat niet alleen, stelt Latten. “Je moet niet alleen zorgbehoevenden huisvesten in een geschikte omgeving, maar ook zorgverleners.” Het aantal mensen dat kan en wil helpen in de zorg voor ouderen neemt af in vergelijking met het aantal ouderen dat deze zorg kan gebruiken. Volgens cijfers van het CBS en PBL waren er in 2015 in Nederland 15 mensen van 50 tot 75 jaar beschikbaar om potentieel informele zorg te verlenen aan één hoogbejaarde (85 jaar en ouder). Deze zogeheten oldest old support ratio, het aantal mensen in de leeftijdsklasse 50 tot 75 gedeeld door het aantal mensen van 85 jaar en ouder, zal naar verwachting meer dan halveren in de komende twee decennia. In 2040 kunnen dan nog maar zes mensen potentieel informele zorg bieden aan één hoogbejaarde. Dat cijfer is een gemiddelde; in sterk vergrijsde plattelandsgemeenten zal het nog lager liggen.

“Je kunt er niet omheen dat de bevolking vergrijst”, besluit Latten. Een deel van de ouderen zal in hun huidige woning blijven wonen, maar de hoogleraar voorspelt dat een groeiend deel iets anders zal zoeken. Investeren in woonvormen die naast een stenen omhulsel een omgeving met aandacht en zorg bieden, is dan ook een logische stap. Dat geldt voor projectontwikkelaars en investeerders, maar ook voor particulieren zelf. “Alle prognoses geven aan dat mensen langer leven. Dat kun je ook vertalen naar huisvesting: hoeveel jaren zal je nog wonen? Als dat nog bijna dertig jaar is, loont het om te investeren. In die tijd kun je nog een hele hypotheek aflossen.”

Gerelateerde artikelen

In onze vergrijzende samenleving wonen ouderen steeds langer zelfstandig, in hun eigen woning. Dat stelt de nodige eisen aan de zorg en aan de woningen. Want niet iedere woning is…

De zorg rondom kwetsbare ouderen is een complex speelveld. Een specialist ouderengeneeskunde vormt als het ware de spin in het web, te midden van de mantelzorgers, de huisartsen, de verpleeghuizen…

Woningtekorten, het scheiden van wonen en zorg en een dubbele vergrijzing maken het ontwikkelen van voldoende, passend, betaalbaar en toekomstbestendig zorgvastgoed tot een uitdaging. Tegelijkertijd biedt de veranderende markt nieuwe…

Mijn broer Luuk is 69. Hij ging vijf jaar geleden met pensioen. Bij een respectabele werkgever heeft hij ruim 40 jaar het beste van zichzelf gegeven. Daarna vulden zijn dagen…

In 2016 werden ongeveer 9 duizend 65-plussers opgenomen in het ziekenhuis met hoofdletsel, 31 procent meer dan in 2013. Het aantal ouderen nam ook toe in deze periode, maar minder…

Reactie

Plaats een opmerking

Onthoudt mijn naam en e-mailadres in de browser voor de volgende keer dat ik een opmerking plaats.