Gelijkwaardigheid voor mensen met een beperking
Sinds januari 2015 is de zorg in Nederland gereorganiseerd, waardoor niet langer het Rijk, maar gemeenten verantwoordelijk zijn voor veel zorg- en ondersteunende taken. Volgens de rijksoverheid is doel van deze hervorming dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen en andere mensen kunnen blijven ontmoeten.
De Wet maatschappelijke ondersteuning
Eén van de beleidsvelden waarvoor gemeenten nu verantwoordelijk zijn, is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). De Wmo regelt dat gemeenten aan mensen met een beperking ondersteuning bieden bij zelfstandig wonen en bij participatie in de maatschappij. Omdat dit voor mensen met een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking lastiger kan zijn, onderzoekt de gemeente samen met deze personen wat nodig is om volwaardig deel te nemen aan de samenleving en zo zelfstandig mogelijk te leven. Hierbij wordt gekeken naar wat zij zelf nog kunnen, en hoeveel familie, vrienden of buren kunnen doen.
De Cerebrale Parese van Amber
Amber Bindels (27 jaar) heeft een hersenbeschadiging (Cerebrale Parese) waardoor zij in een rolstoel zit. Hierdoor ervaart zij dagelijks hoe het is om een beperking te hebben. Ze legt uit dat een beperking levenslang, maar ook levensbreed is. Dit betekent dat als zij de deur uitgaat, zij op verschillende plekken met dezelfde obstakels te maken krijgt omdat dezelfde dingen niet altijd op dezelfde manier geregeld zijn. Zo kan haar woning rolstoeltoegankelijk zijn en de universiteit ook, maar als het vervoer daarheen dat niet is, kan dit haar kans om te studeren belemmeren.
De positie van mensen met een beperking
Volgens het College van de Rechten van de Mens bevinden mensen met een beperking zich nog steeds in een achtergestelde positie, waardoor zij niet volwaardig aan de samenleving kunnen meedoen. Zo kunnen zij geweigerd worden op scholen of door werkgevers wanneer zij solliciteren voor een baan, en ondervinden zij vaak hinder in openbare ruimtes en het openbaar vervoer.
Om aandacht te vragen voor de ongelijke positie van mensen met een beperking heeft Amber, samen met negen andere jongvolwassenen met een beperking, ‘Wij staan op’ opgericht. Deze beweging zet zich in voor een toegankelijker Nederland voor iedereen, in de breedste zin van het woord.
VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
Om dit te bewerkstelligen maakt de beweging zich hard voor de ratificatie van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Dit verdrag is goedgekeurd door de Eerste en Tweede Kamer. Het VN-Verdrag zorgt ervoor dat mensen met een beperking gelijke kansen krijgen op het gebied van onder meer toegankelijkheid en zelfstandigheid.
Als onderdeel van het verdrag moeten gebouwen, winkels, openbaar vervoer, maar ook websites toegankelijk worden gemaakt voor mensen met een beperking. Ook legt het VN-verdrag de rechten van personen met een beperking vast, zoals het recht op onderwijs, het recht om niet gediscrimineerd te worden en het recht om zelf besluiten te nemen.
Een eerste stap, maar nog een lange weg te gaan…
Ondanks dat het verdrag een goede stap vooruit is, geeft Xavier Moonen, lector Inclusie van Mensen met een Verstandelijke Beperking, aan dat men er met dit verdrag nog lang niet is. Het verdrag richt zich met name op technische aspecten, zoals de toegankelijkheid, en heeft weinig aandacht voor de morele kant.
Nog te veel mensen weten niet hoe ze om moeten gaan met iemand met een beperking, waardoor zij veelal onwetend zijn over wat iemand kan en wil. Daarom is het belangrijk dat mensen met en zonder beperkingen elkaar ontmoeten, om zo van elkaar te leren en mogelijke onduidelijkheden en ongemakkelijkheid weg te nemen, met als uiteindelijke doel het samenleven in een maatschappij waarin niemand meer uitgesloten is.
Mentaliteitsverandering in Nederland
“De belangrijkste verandering moet in de hoofden van de mensen plaatsvinden”, stelt Moonen. Dit is iets dat Amber beaamt. Wij staan op hoopt een mentaliteitsverandering in Nederland te bereiken, “waarbij niet langer óver ons wordt gepraat maar mét, en dat wij niet langer worden gezien als een aparte groep voor wie aparte wetten nodig zijn.” Een samenleving van inclusie waarin iedereen gelijk is, dat is waar zij naar streven.
Van integratie naar inclusie
Om deze samenleving te bereiken, is volgens Moonen een focusverschuiving van integratie naar inclusie nodig. Bij integratie wordt de verantwoordelijkheid bij de persoon met een beperking gelegd en worden zij geacht zich aan te passen en te integreren in de samenleving, iets dat voor hen erg lastig kan zijn.
Bij inclusie ligt de verantwoordelijkheid bij de maatschappij, en moet gezorgd worden dat mensen met een beperking gelijkwaardige rechten en plichten krijgen. De maatschappij moet zich aanpassen en hindernissen voor uitsluiting van mensen met een beperking moeten worden verwijderd, zodat zij naar hun beste vermogen kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven.
Participatie binnen de arbeidsmarkt
Om mensen met een beperking te betrekken op de arbeidsmarkt, is sinds januari 2015 de Participatiewet van kracht. Deze wet richt zich erop om mensen met een beperking die kunnen werken, maar daar ondersteuning bij nodig hebben, aan het werk te krijgen. Om dit mogelijk te maken is in april 2015 de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten ingegaan, die werkgevers met meer dan 25 werknemers verplicht een bepaald percentage mensen met een ziekte of beperking in dienst te nemen.
Het voorbeeld van Hoorn
Nel Douw, wethouder Sociaal Domein van de gemeente Hoorn, geeft aan dat een quotum een harde maatregel lijkt, maar dit wel voor belangstelling zorgt. Bij een quotum ligt de focus juist op het in dienst nemen van arbeidskrachten voor een specifieke taak, waardoor bedrijven gericht kijken naar die mogelijkheden. In haar gemeente ziet zij al meerdere initiatieven als gevolg van de wet, zoals een restaurant dat gerund wordt door mensen met een beperking, en mensen met een beperking die koffie rondbrengen in het gemeentekantoor.
2 aspecten van participatie
De focus op de participatie van mensen met een beperking in het arbeidsproces wordt volgens Moonen gestuwd door twee zaken. Allereerst draait arbeid om de persoon in kwestie zelf, nu het veel voordelen oplevert, zoals loon, ritme, aanzien en het opdoen van connecties. Douw is het met Moonen eens en benadrukt dat iedereen betekenis wil hebben in het leven en dat mensen met een beperking daar niet anders in zijn.
Daarnaast draait arbeid om de samenleving; voor wie iedereen zijn of haar steentje moet bijdragen en waarbinnen men van elkaar kan leren. “Het zijn vaak hele sociale en vrolijke mensen”, zo geeft Douw aan, “de manier waarop zij werken, is vanuit een ander perspectief, soms veel meer stap voor stap of minder ingewikkeld. Ze gaan gewoon aan de slag. Van dat perspectief kunnen anderen wat opsteken.” Volgens haar is het dan ook van groot belang dat alle talenten optimaal worden benut binnen het arbeidsproces, en dat er verder wordt gekeken dan iemands beperking.
Verantwoordelijkheid van de maatschappij
Ook binnen het arbeidsproces ligt de verantwoordelijkheid bij de maatschappij en niet bij de mensen met een beperking zelf, vindt Moonen. Zo moeten gemeenten het creëren van geschikte banen faciliteren en bedrijven stimuleren mensen met een beperking in dienst te nemen. Douw voegt hieraan toe dat gemeenten de mogelijkheden moeten creëren, waarbij gekeken moet worden naar wat past bij het individu.
Wie vervult welke rol?
Daarnaast ligt er een rol voor de overheid om bedrijven te helpen met het onbekende en daarbij onduidelijkheden weg te nemen. Douw geeft aan dat organisaties en instellingen ook een actieve rol kunnen spelen. Zij dragen bij door het opzetten van dagbesteding in de vorm van werkplekken, stages en scholingsmogelijkheden. Kijkend naar de eigen verantwoordelijkheid van iemand met een beperking bij het zoeken van een zinvolle dagbesteding in de vorm van arbeid, zeggen zowel Moonen als Douw. “Waar het kán kunnen we van deze personen eigen initiatief verwachten, maar waar dat niet kan, moeten zij dit meer aangereikt krijgen van ons als werkgever.”
Uitdagingen op de arbeidsmarkt
Douw voorziet een uitdaging als het aankomt op het creëren van het aantal gewenste werkplekken. De komende tijd zal een groot aantal mensen als gevolg van de participatiewet niet langer in aanmerking komen voor een Wajong-uitkering; de bijstandsuitkering voor jonge mensen met een ziekte of handicap. Zij zullen dus een baan moeten krijgen. Dit vraagt om de creatie van een groot aantal extra werkplekken, ervaringsplekken en stages, binnen de met werkloosheid geteisterde Nederlandse arbeidsmarkt.
Moonen voegt toe dat de uitdaging versterkt wordt doordat de minder complexe banen, welke kunnen worden gevuld door mensen met een beperking, steeds meer worden uitbesteed aan lagelonenlanden of worden ingevuld door robots. Daarnaast is het voor mensen met een beperking, zo geeft hij aan, überhaupt al lastiger om een baan te vinden omdat het werk dat zij kunnen vervullen zich in een segment bevindt dat gevoelig is voor de conjunctuur. Zo worden deze banen veelal opgeschort als het even wat minder goed gaat met de economie, en krijgen deze werknemers vaak tijdelijke contracten. Toch heeft Douw goede hoop dat het gaat lukken. Zij gelooft dat als men in Nederland nu volop inzet op de creatie van deze arbeidsplekken, dit ook bewerkstelligd wordt. Het kan dan wellicht een aantal jaar duren, “maar dan gebeurt het wel op de goede manier.”
Reactie
Geen reacties!
U kunt de eerste opmerking plaatsen.
Plaats een opmerking